DE STEEN DIE DE BOUWLIEDEN
HEBBEN AFGEKEURD, IS JUIST
DE HOEKSTEEN GEWORDEN (Mt. 21,42)
Vandaag horen we over een wijngaard die door God aan het volk Israël is toevertrouwd. Bij monde van Jezus klaagt God zijn nood. Want de wijnbouwers willen zich de wijngaard toe-eigenen. En ze weigeren de opbrengst af te staan aan de eigenaar. De wijnbouwers worden zelfs moordlustig. Zij staan degenen die de landeigenaar zendt om de opbrengst in ontvangst te nemen naar het leven.
En als de zoon van de eigenaar komt, vermoorden ze Hem en eigenen ze zich zijn erfenis toe. Jezus waarschuwt de wijnbouwers. Als ze doof blijven voor de oproep van de landeigenaar, dan zal de wijngaard aan ander worden toevertrouwd. Namelijk aan hen die de vruchten van de wijngaard wel zullen afstaan. De parabel van de moorddadige wijnbouwers beschrijft wat Jezus te wachten staat.
Jezus kondigt hier zijn eigen dood aan. Hij is weliswaar van Godswege in de wereld gekomen maar zijn getrouwen erkennen Hem niet. Uiteindelijk zullen ze Hem verwerpen en kruisigen buiten de stad. De parabel sluit af met een blik in de toekomst. Een ander volk zal de zending van Israël overnemen, de wijngaard beheren en vrucht laten opbrengen.
De wijngaard van de Heer was het huis van Israël. De mannen en vrouwen van Israël waren bevoorrechte wijnstokken. God hoopte op zoete druiven maar kreeg zure druiven en wilde vruchten. Hij hoopte op recht en zie het was onrecht dat ze voortbrachten. Nu is de Kerk aan zet, gebouwd op de steen die anderen verwierpen maar die intussen de hoeksteen is geworden, namelijk Jezus.
Ieder van ons is een stukje wereld toevertrouwd. Een stukje land om te bebouwen: onze wijngaard. Wij zijn geen eigenaars van die wijngaard, maar rentmeesters ofwel pachters. Aan ons om die wijngaard zo goed mogelijk te beheren. Dat zal ons geen windeieren leggen als de eigenaar komt en ons ter verantwoording roept.
Wie onder ons heeft zichzelf in leven geroepen? Aan God behoren we toe en alles wat we hebben en wat we zijn. Van ons wordt verwacht dat wij met onze talenten woekeren en de wijngaard koesteren. Als mensen dat vergeten, wordt het leven er niet beter op. Mensen worden dan bazig en inhalig. Als God niet meer gekend wordt, dan is het ieder voor zich. Pluk, graai en geniet! Niemand is aan iemand verantwoording schuldig.
We maken het onszelf onnodig moeilijk als we God buitensluiten. De wijnbouwers denken erop vooruit te gaan als ze God in hun leven uitsluiten. Voor hen is God verworden tot iemand die de mens beknot en van zijn vrijheid berooft. Je zou het ook anders kunnen zeggen. Ten diepste ben ik niet een in het bestaan geworpen ding maar een door God gewilde persoonlijkheid. En deze God heeft mij Jezus geschonken. Niet om mij te beknotten, maar om ons tot ons volle mens-zijn te laten uitgroeien.
Wij zelf zijn als wijnstokken, geplant in de wijngaard van de Heer. Als we verbonden blijven met Jezus zullen we goede vruchten afzetten. Dat zal de eigenaar plezieren als Hij komt oogsten. Dan zullen de druiven die we voortbrengen niet zuur zijn.

(Eugène Dassen)