DOOR MEDELIJDEN BEWOGEN
STAK HIJ DE HAND UIT
EN RAAKTE HEM AAN
EN SPRAK TOT HEM:
“IK WIL, WORD REIN." (Mc. 1,41)

We kennen allemaal de ziekte lepra. In onze contreien is de ziekte overwonnen. Maar op talloze plaatsen in deze wereld is de ziekte hoogst actueel. Zo was het ook in de tijd van Jezus. Lepra begint bij de huid en tast vervolgens de rest van het lichaam aan. Melaatsen leven daarom meestal buiten de gemeenschap. Uit angst voor besmettingsgevaar valt een isolement hen ten deel.

De Belgische Pater Damiaan Deveuster trok zich vanaf 1873 op de Hawaï-eilanden in navolging van Jezus het lot van de melaatsen aan. De melaatsen op de Hawaï-eilanden werden ook allemaal vergstoten naar het eiland Molokai en daar aan hun lot overgelaten. Maar Pater Damiaan geloofde net als Jezus in het belang van het leven en deed er alles aan om zijn mensen menswaardigheid te schenken.

Dat zet ons aan het denken. Wie zijn in onze samenleving de mensen die we apart zetten? En hoe kunnen we die weer erbij betrekken? Dat was ook in Jezus’ tijd de grootste pijn van de lepralijders. Je uitgestoten en afgewezen weten door de mensen. Jezus reikt vandaag zo’n melaatse de hand. Hij geneest hem van zijn melaatsheid, maar nog meer van die andere pijn. Namelijk van het gevoel er niet meer bij te horen, noch bij God noch bij de mensen.

Pater Damiaan Deveuster had het begrepen. Hij zag achter die misvormde melaatse een mens als Hijzelf. En Hij reikte hen zijn hand! Christenen zijn genodigd ieder ander de hand te reiken. Door goed te doen en niet om te zien. God heeft geen andere handen dan de onze. De melaatsen van onze tijd de hand reiken. Dat is het waartoe Jezus ons vandaag oproept. Wie is vandaag uitgestoten? Of apart gezet? Door ziekte, door ruzie, door vreemd gedrag?

Menigeen viert vandaag Vastelaovend. Een volksfeest pur sang dat mensen doet verbinden. Een feest dat saamhorigheid schept en vreugde brengt. Een feest ook van jouw hand reiken aan de ander. Sjariteit (liefdadigheid) staat bij de meeste Vastelaovendsverenigingen hoog in het vaandel. Kinderen, zieken, eenzamen en ouderen worden bezocht. Carnavalszittingen worden georganiseerd voor hen die zich zelf niet in het feestgewoel kunnen storten.

Want Vastelaovend vieren is meer dan drie dagen hossen. Het is een manier van in het leven staan. Vastelaovend helpt ons met plezier naar elkaar en naar het leven te kijken. De zonzijde zoeken te midden van alles wat ons neerdrukt. En de ander de hand reiken, niet alleen met Vastelaovend, maar het hele jaar door. In deze geest wens ik ons allen een paar mooie dagen toe.

Zalig de mens die anderen vrede brengt!
Zalig de mens die anderen optilt en hoop geeft!
Zalig de mens die anderen doet glimlachen!
Zalig de mens die anderen de hand reikt!
Want mensen zijn groot in de ogen van God.

In de geis vaan ut evangelie vaan vendaog:
Hand aon hand, ping ping, poet aon poet, ping ping.
En zoe make veer eine spiereling.
Hand aon hand, ping ping, poet aon poet, ping ping.
Vaan d'n Observant tot de Bessing.
(Vastelaovendsleedsje 1977)

’Ne zaolege Vastelaovend same,
goeijt uuch dedoor!


(Eugène Dassen)