TOEN DE HALMEN OPGESCHOTEN WAREN
EN VRUCHT HADDEN GEZET,
WAS OOK HET ONKRUID TE ZIEN (Mt. 13,26)
Pessimisme kan je zomaar overvallen. Wanneer je de grote problemen in de wereld ziet of het onrecht en leed dicht bij huis. Er zijn van die momenten dat je er doorheen wil breken. Dat je alle negatieve krachten met wortel en al wil verwijderen. Daarmee lijken we op de tuinderknechten uit het evangelie van vandaag. Ze zijn bang dat de halmen van hun gewas verstikt gaan worden door het onkruid. Dit maakt hen opstandig. En ze zoeken heil in een radicale oplossing: het onkruid met wortel en al verwijderen.
Dat lijkt hen een goede oplossing. Maar hun meester, de Heer van de oogst, komt met een alternatief. En dat gaat in tegen ons boerenverstand. Jezus zegt tegen hen en tegen ons: laat het onkruid maar met de tarwe opgroeien en wacht tot de oogst. Anders trek je misschien ook de tarwe uit de grond. Als de oogsttijd er is, ja dan zal het onkruid verbrand worden en de tarwe opgeslagen worden in de schuur. Een les voor ons allen.
Want wij mensen zijn nogal eens geneigd om te denken in tegenstellingen. Het is nou eenmaal makkelijker om de zaken scherp tegenover elkaar te zetten. Dat schept ook helderheid. Als we een oordeel vellen denken we vaak zwart-wit. Het is bij ons donker of licht. Het is goed of kwaad, het is hemel of hel. We houden van contrasten. Maar als we zelf in situaties betrokken zijn, dan ervaren we dat de zaak meestal genuanceerder ligt. Voorzichtigheid is dus geboden.
“Dat is een goed mens”, of “dat is een slecht mens” zijn maar al te vaak ongenuanceerde uitspraken. Mensen zijn maar zelden helemaal goed of helemaal slecht. En zelfs als iemand slecht is, moeten we hem dan helemaal afschrijven? Dat doet me denken aan een moeder die mij toevertrouwde: “Mijn zoon is een gedetineerde”. Wekelijks trok zij met de trein naar de gevangenis om hem te bezoeken. Zij wist wel dat hij een misdadiger was. Maar hij bleef haar kind en zij liet hem niet vallen. Zo zijn moeders en zo is God.
Tijdens zijn aardse leven heeft Jezus bewust geweigerd mensen absoluut tot het onkruid te rekenen. Hij at met tollenaars en zondaars. Toen de farizeeën de overspelige vrouw wilden stenigen, hield Hij hen ervan af. En tegen de rouwmoedige crimineel aan het kruis zegt Jezus: ”Vandaag nog zult Gij met mij zijn in het paradijs!” Tot vijf keer toe noemt Jezus zijn eigen volgelingen in de evangeliën “kleingelovigen”, terwijl Hij over het grote Godsgeloof bij de Kananese vrouw en bij de Romeinse honderdman niet uitgepraat raakt.
Kortom: wie is nu onkruid en wie is tarwe? Wie is goed en wie is slecht? De scheiding tussen tarwe en onkruid en daarmee tussen goed en kwaad gaat dwars door ieders mensenhart. Het gaat in de gelijkenis vandaag eigenlijk over één en dezelfde persoon. Als wij eerlijk zijn, weten wij uit eigen ervaring dat in ons eigen hart onkruid en tarwe naast elkaar opgroeien. We zijn zelf zaaiers van het goede en tegelijkertijd ook onruststokers.
Het evangelie vandaag nodigt ons uit tot een
gewetensonderzoek. Eerder dan verwijtend naar iemand anders te wijzen moet ik mijzelf afvragen of het wel goed zaad is dat ik uitwerp? Ben ook ik niet soms verstikkend bezig? Wie dat inziet, wordt voorzichtig en bindt in als hij moet oordelen over anderen! Wij moeten leren leven met het onkruid in onszelf, in de Kerk en in de wereld. Zolang de tijd voortduurt zullen noch wijzelf, noch de wereld en ook niet de Kerk een zuiver korenveld zijn.
Ieder op zijn plaats mogen we zijn als God. Geduldig en mild ruimte geven aan onze medemens om te groeien in het goede. En blijven hopen en geloven dat het goede zaad krachtiger is dan welk onkruid ook. Behartenswaardige woorden.



(Eugène Dassen)