EN TOCH ZAL BUITEN DE WIL VAN UW VADER
NIET EEN MUS OP DE GROND VALLEN (Mt. 10,29)
Het is erg dat de ene mens angst moet hebben voor de andere mens. Iedereen van ons sluit 's avonds de huisdeur af en vergrendelt eventueel de ramen. Je kunt beter voorkomen dat je bezoek van inbrekers krijgt. Kijk in krant of naar tv, diefstal, roofoverval, sexueel geweld, aanslagen. De ene mens doet de ander pijn. De een vreest de ander. Is er nog een plek waar mensen veilig zijn? Waar je niet bedreigd wordt?
We moeten leven met grote en kleine bedreigingen. Als het even kan nemen we voorzorgsmaatregelen. We verzekeren ons tegen wat ons bedreigen kan. En van de staat verwachten we maatregelen die onze zekerkheid en veiligheid garanderen. Toch nemen al deze redelijke voorzorgen de onderhuidse angst niet weg. Hoe meer voorzorgen we nemen, hoe groter zelfs de beklemming van de angst. En die angst is een slechte gezel om ons door te laten leiden, angst bederft ons levensgevoel.
Jezus kent het leven. Het kwaad en is een realiteit die niemand ontkennen kan. Waar iedereen vroeg of laat mee te maken krijgt. Jezus weet ook dat de mens die in verbondenheid met God wil leven, niet kan ontkomen aan bedreiging of geweld, juist omwille van die verbondenheid. Elke mens draagt een stuk kuddegeest in zich. Niemand distantieert zich graag in doen of denken van de massa. Niemand zwemt graag tegen de stroom in.
En toch, vandaag spreekt Jezus duidelijke taal. Wie in verbondenheid met God wil leven, moet rekenen op verweer en tegenkanting. Soms kan dit verweer zelfs een gewelddadige vorm aannemen. Christenen worden op heel wat plekken bedreigd vanwege hun geloofsovertuiging. Vandaag de dag worden 215 miljoen christenen vervolgd. Ook dichter bij huis kun je omwille van je geloof nogal eens onder druk komen te staan van familie, van vrienden of partijgenoten. Dat onbegrip doet pijn en verdriet.
Tegenslag en nood kan een christen tot vertwijfeling brengen. Tegenslag en nood hebben in het leven van mensen veel gezichten: een ziekte die je treft. De dood van een dierbare, een ongeluk dat je overkomt, de tegenkanting die je treft als je opkomt voor evangelische waarden. Jezus nodigt ons vandaag uit te geloven in de reddende almacht van God. Jezus nodigt ons vandaag uit geen vrees te hebben voor mensen of voor wat mensen je kunnen aandoen.
Wees niet bevreesd zegt Jezus vandaag meermaals. Kijk eens naar de mussen, zegt hij; elke mus wordt door God gekend. God kent zelfs elke mus van haver tot gort. Je kon destijds in Palestina op de markt mussen kopen. Het is misschien wel het goedkoopste vlees dat bestaat. Twee mussen voor één stuiver, een klein bedrag. ‘Maar’, zegt Jezus, ‘van die schijnbaar waardeloze diertjes valt er geen op de grond zonder dat God 't weet!’ Wat 'n beeldspraak. Als God zó omgaat met zijn mussen, hoe zorgzaam gaat Hij dan om met zijn mensen?
Weet wel, zegt Jezus, een mens lijdt niet onbekend. Een mens verdwijnt niet spoorloos. Niemand valt of hij valt in Gods hand. Voor een mens die gelooft, is er geen reden tot paniek. De gedachtegang van het evangelie wil het zwaartepunt van ons leven verleggen. Niet ons bezit en zelfs niet wij zijn belangrijk. Wel onze verhouding tot God. Als die kan uitgroeien tot een vriendschap die is als een stevig fundament, dan zullen we ons bezit en ook onszelf relativeren. Dan verlaten we de cultuur van de angst en komen wij in de cultuur van het vertrouwen.

(Eugène Dassen)